zaterdag, oktober 22, 2005

Ad Eurydicem IX.

Ad Eurydicem IX

ginds in de verte
droomt mijn meisje
ginds in de verte
slaapt zij zacht:

ik wou, ik wou dat ik kon komen,
ik wou dat ik kon komen,
om te fluisteren: "hier is mijn hart!"

ik tel de verlaten lichten, rustloos,
langs dronken schichten in stervende straten,
de flakkerende wind martelt mijn ziel,
zo broos, als tere schelpen en breekbare wolken,
als ijle lucht, tot de striemende sterren vervagen.

ginds in de verte
droomt mijn meisje
ginds in de verte
slaapt zij zacht

ooit, mijn lief, zal ik komen
en zeggen: "hier is mijn hart!"
ooit, mijn lief, zal ik komen
en smeken: "hier, dood mijn smart"

dinsdag, oktober 18, 2005

Heuristiek Nieuwe Tijden

De tijd wordt kaal, verstrijkt, kil en koud,
het nooit ontloken avondland tooit
haar kroost met zieke bladeren
van goud, verstoot de woorden van hoop;
hun kracht versmacht in de ogen van de nacht

die zal komen
die komt, dag na dag
als vertakkende hitte
langs het verdorde hout
van een walsend woud
dat ijlt.

zondag, oktober 16, 2005

Voor Eurydice VII.

Ik durf haar niet te spreken:
in haar ogen lees ik geen liefde
Ik keer mij af:
ik word een zwijgzame schim.

Maar is ze er niet
dan zou ik haar zoeken,
overal, tot ik terug dim
van alle moed verstoken

wanneer ik haar heb gevonden
- ach, heeft men mij dan
zo'n klein hart geschapen?

Een gedicht. X.

Ik wil sterven langs de ravijnen
over de weiden en de herders
en de trillende lucht.

Ik wil verglijden langs de dennen
op - in de grijze mist om de bergen
langs de sterren.

Over de hoofden die dwaalden,
in de ogen van hen die trilden
voor het krijsende vuur om hen heen,
wil ik schijnen,

schrijnend ten onder gaan,
hoger dan de hoogste nevel om de kale toppen
hoger dan de rijkste toren en de grootste stad
tot de rode gloed, alleen,

voor zo velen gebloed,

Ja
dat wil ik:

in het niets ontzield verdwijnen
terwijl
zo velen in herinnering
mijn naam blijven mijmeren
als het donker wordt.

Op en neer danst de mug...

Op en neer danst de mug
op de stervende stralen van de zon
Kon ik weten dat ik nog zou huilen
toen de dag begon?

Een trein raast voorbij in de verte
en uit de fonkelende ogen van de nacht
parelt de kilte van de taïga
langs de slapende bomen omlaag.

Hoelang zal ik de nachtmerrie blijven
in je ogen, je hart,
en niet de droom die jou kan bekoren
in het oeverloos verglijdende zonlicht?

Zo blijf ik ijlen in de duisternis,
mijn droefnis drenkend in het glas
tot ik plots verward ontwaak in het schijnsel
van een auto
- en weet dat ik niet meer schrijven kan.

Mijn hartstochtelijk ballingschap

Vaal is het licht op de lakens van zilver
als glinsterend op de vacht
van verliefde herten die strijden

geef mij een mes
geef mij een wapen

steigerend hakken de herten in
met duizendtakkige geweien
hun verlangen verspreidt zich
verbreidend in besneeuwde dalen

ik wil niet meer
geef mij een mes

om mijn hart vermoorden

vrijdag, oktober 07, 2005

Onwaardig moeras

Onwaardig moeras

Strak omklemt zich de hoop
om de lendenen van de versteende maagden;
men ziet het aan de ogen;
men ziet het aan het licht.

Als een doorn verstompt, zo
dempt het verlangen, vertakt,
verzacht het verdriet, verstervend,
onder het zand van graniet.

Wenst men steeds te waden
door een onwaardig moeras, onzichtbaar,
ongezien, onbemind, en niets te voelen,
te ruiken, dan de eigen verkleumde ziel?

Ik kan niet luider spreken.

donderdag, oktober 06, 2005

Whose Cruise Missiles?

Whose Cruise Missiles

Blauw
kleurde de lucht in het rimpelende water
van de beken in de oases

maar

zwart kleurde de lucht in de ogen der dwazen
die zich de witte sterren waanden,
aan de breekbare hemel:
zij doodden de roerende vingers van de wind
en verdorden de oases, brachten de dood
en stalen de edelstenen onder het zand dat bloedde…

schril
klonk de stem van de geloofsleer
verbitterd
klonk de stem van hij die voorlas
radeloos
grepen de mannen hun ijzeren stem

en op het scherm
toonde men woedende mannen
en voor het scherm
toonde men slechte mensen aan de kinderen

Aan een meisje van zeventien.

Aan een meisje van zeventien.

Ik stremde het verlangen
met een kus op je palm
je schrok!

En liep weg.

Doken wij niet samen
in het lauwe water
dat wij dorstig dronken
toen de nacht laat was
en de morgen veraf?

Ik spon om je heen met mijn hart
de wijdste zijden om de wereld
– vleugels kreeg wel je geest!

Waarom durfde je niet?

Ik stremde het verlangen
met een kus op je lezende ogen
je huilde!

Toen was ik reeds ver weg.