vrijdag, februari 24, 2006

Paleografie: tekstverklaring

Een vlinderige lentenevel laaft onze ogen, gedrenkt in
vluchtige druppels van honing; als een bron, borrelend
op uit de diepten, tintelt onze borst,
versmeltend in een wassend meer,
zo liefelijk, een omhelzing,
zo liederlijk, onbeschaduwd,
Tot de aarde ons lijkt te beven

Blinde golven rollen langs de rotsen, tot de verzengende zon,
wij zien geen woorden, horen geen brand,
doch dansend fluistert de wind de waarheid,
strijkend door onwillige haren

En verdroogd en tijdig gloeiend
onttrekken zich smeulende vlammen
in de handen van het wijkende water:
nu rest ons slechts nog
de prikkende pijn van 't vagevuur

vrijdag, februari 17, 2006

Epistemologie

Ik wentelde je om en om
In de schelp en maakte een parel
Met je ogen, je stem
Ik neem je overal mee
In mijn hand rol je steeds
En al stijgt aan de rode oevers het blauwe water
En geeft de tijd grijze tinten mee

Aan wie onmachtig de pijnen ziet

Ik neem je overal mee
In mijn geest baadt licht