woensdag, mei 04, 2005

Was ik maar het ruisende lenteriet

Was ik maar het ruisende lenteriet

Was ik maar het ruisende lenteriet
Dan zong ik jou het ochtendlied
Van de ontloken hyacinth, het ontblote tulpenrood
Waarvan de dauw pas is verdwenen

Dan bezong ik langs de oevers van de Leie
Je lieflijke ogen, je lieve geest
En benijdde ik het water dat je naam
Mag dragen van mij weg naar overal en terug
Tot het krachteloos opgeeft in verdwaald zwijgen

Was ik maar het ruisende lenteriet
Dan zong ik jou het avondlied
Van de zich geheimzinnig sluitende lelie,
De zwaluwen boven het water, de zuchtende roos

Dan bezong ik langs de zijde van elke vijver
Je haren, je gelaat, je hele jij
En benijdde ik de avondbries die je beeld
Mag doorfluisteren aan alles en iedereen
Door de takken van de linden en wilgen heen
Door de fijne lucht, tot aan de sterren
Tot aan de maan
Tot bij jou

Ach, was ik maar het ranke lenteriet